"werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven"
Fileppenzen 2:12c"werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven"
We willen aantonen dat alle zondaren - ook al zijn zij uitverkoren - vanuit zichzelf onmachtig, onwillig, zorgeloos, en zelfs weerspannig zijn.
De zondaar is onmachtigWant zoals hij uit zichzelf onbekwaam is om enig goed werk te doen, zo ook om zich aan de eis van Gods verbond te onderwerpen. Hij blijft gekluisterd aan de ketenen en de boeien van de zonde en de satan, die hem gevangen houdt. Al wordt hem het genadeverbond nog zo helder en ernstig voorgehouden, hij is niet in staat om de dierbaarheid daarvan te zien. Het ontbreekt hem immers aan 'verlichte ogen des verstands"; daardoor komt het op hem over als dwaasheid.
Hij is ook onwillig.Want hij is zó verzot op de wereld en haar zondige begeerlijkheden, dat hij daarvan - wat het hem ook oplevert of kost geen afstand wil doen. De eis van Gods verbond komt juist regelrecht op hem af als strijdig met alles wat hij zo graag wil, want daarvan zou hij afstand moeten doen! Daarom zegt hij veel liever tot God: 'Wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust', Job 21:14". Ja, men zegt weleens: 'Wat een vermoeidheid!' (vgl. Maleachi 1:13)
Hij is ook heel zorgeloos en nalatig. De zondaar komt nooit zo ver dat hij eens rustig de tijd neemt om met ernst aan zichzelf te denken, aan zijn eeuwig heil, de zaligheid of de rampzaligheid, de hemel of de hel. Hij is als de gerusten te Sion en de zekeren op de berg van Samaria. Hij denkt er nooit aan wat nog eens het einde van zijn leven zal zijn. Zo komt het dat hij ook nooit ernstig aan God denkt, aan het verbond, aan de Middelaar, en aan alle voordelen die uit het verbond vloeien. Hij heeft er namelijk geen belang bij!
Hij is ook flink opstandig. Er is in het hart zo'n tegenzin ten aanzien van God, tegen Zijn dienst en kinderen, dat het niet in woorden is uit te drukken. Zo komt het dat er een haat en afkeer in zijn hart komt als hij onder de bediening van het Woord is en de weg ter zaligheid daarin wat al te nauw wordt voorgesteld. Ja, het komt weleens zó ver dat men erover lastert en er de spot mee drijft, hoewel door allen niet in even ernstige mate''. De weerspannigheid van de zondaar blijkt daaruit dat hij zolang hij kan tegenstand biedt ten aanzien van God en het tegenover Hem kan uithouden, totdat God hem te machtig wordt.
(Petrus Immens, de Godsvruchtige Avondmaalganger - blz264/265)
Men kan God niets afnemen, en de gehele wereld werkt dag en nacht om Hem alles af te nemen.
(citaat van ds. Joh. van der Poel)